Zenuwstelsel: info en indeling

De indeling van het zenuwstelsel

Elk dier, elke mens, … kortom elk levend wezen beschikt over een zenuwstelsel, welke bestaat uit de zenuwen en de hersenen. In dit artikel leest u meer over de indeling van het zenuwstelsel en hoe het te werk gaat. Om op de indeling van het zenuwstelsel in te gaan, is het handig als u eerst wat basisinformatie heeft over de zenuwen en het zenuwstelsel. Daarom eerst even een kleine voorbereiding op de indeling van het zenuwstelsel.

Afgestemd

Alle activiteiten in het lichaam moeten op elkaar afgestemd zijn. Dat geldt niet alleen voor de functies van alle organen, maar tevens ook voor alle processen in cellen, weefsels en organen en ook voor het totale gedrag. Zo kan de mens zich handhaven in zijn of haar omgeving. Het belangrijkste stuurmechanisme zit hem in de hersenen. Hier wordt via zenuwbanen informatie omgezet in impulsen die spieren en andere organen en orgaansystemen ertoe aanzetten in samenhang met elkaar te functioneren. Het goed functioneren van het stuurmechanisme blijkt uit het ontplooien van bepaalde activiteiten, zoals het opnemen van informatie, uit een goede zuurstof- en voedselvoorziening, uit het scheppen van evenwicht tussen het actief en passief bezig zijn, uit een regelmaat in het leven te brengen en uit het vermijden van schadelijke prikkels.

Regulatie

Bij de regulatie in het menselijk lichaam spelen zowel het zenuwstelsel als het hormoonstelsel een belangrijke rol. In de komende informatie zal enkel worden ingegaan op de bouw en de werking van het zenuwstelsel. Bij de wisselwerking tussen het individu en zijn uitwendig leefmilieu en bij de wisselwerking binnen het individu speelt het zenuwstelsel een belangrijke rol:

  • Aanvoer van informatie door afferente zenuwbanen vanuit in- en uitwendige sensoren (zintuigen).
  • Verwerking van informatie door het centraal en perifeer zenuwstelsel.
  • Bevel tot uitvoering door middel van efferente zenuwbanen naar spieren, klieren en andere organen.

Prikkelbare weefsels

Zenuwen, zintuigen en spieren zijn de “prikkelbare” weefsels, dat wil zeggen dat ze in korte tijd op een specifieke wijze op een prikkel reageren. Een prikkel waarvan men vele soorten kent (ook bij het spierstelsel) is in het algemeen een plotselinge verandering in het uitwendige milieu van de cel, waardoor het inwendige van de cel de verandering ondergaat. Men kan verschillende functies van het zenuwstelsel als volgt samenvatten:

  • Het registreren van prikkels: veranderingen (van buitenaf of binnenuit) omzetten in impulsen en deze vervoeren naar het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg).
  • Het verwerken van prikkels: de aangeboden informatie beoordelen en op grond hiervan een beslissing nemen (bewust of onbewust).
  • Het opwekken van prikkels: het opwekken van impulsen, bijvoorbeeld voor de motoriek.
  • Het reageren op prikkels: het aanpassen aan veranderde omstandigheden (zowel vanuit de buitenwereld als van binnenuit).
  • Psychische activiteiten zoals: bewustzijn, herinneren, denken, voelen en willen.
  • Het coördineren van functies.

De opbouw van het zenuwweefsel

Een neuron

Zenuwweefsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen) en neurogliacellen (steunweefsel). Een neuron bestaat uit:

  • Een cellichaam met kern.
  • Enkele tot vele meestal korte uitlopers of dendrieten: deze geleiden impulsen naar het cellichaam toe.
  • Een soms zeer lange uitloper of neuriet (axon): deze geleidt de impulsen van het cellichaam af.

Er bestaan mergloze en merghoudende vezels. De dikke mergschede (wit) en de dunne schede van Schwann (opgebouwd uit cellen) dienen voor isolatie, bescherming en voeding. De mergschede (myelineschede) van een vezel wordt op regelmatige afstanden (ongeveer 1 mm) onderbroken door de insnoeringen van Ranvier.

Als men een neuron functioneel beschouwt kan men drie aspecten onderscheiden:

  • Een opvangend gedeelte: hier komen de impulsen aan, dit betreft meestal de dendrieten en het cellichaam.
  • Een geleidend gedeelte: dit betreft de neuriet en bij een perifeer sensorisch neuron ook de dendriet.
  • Een overdragend gedeelte: hier wordt de impuls overgedragen op andere neuronen en bij de perifere motorische neuronen op de spiervezels.

Zenuwcellen

Men kan drie soorten zenuwcellen onderscheiden:

  • Sensorische neuronen voeren de impulsen vanuit de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel: ze hebben per neuron één lange dendriet.
  • Motorische neuronen voeren de impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren: ze hebben per neuron een aantal korte dendrieten en één lange neuriet.
  • Schakelneuronen brengen binnen het centrale zenuwstelsel impulsen over van het ene neuron op het andere.

Zenuwcellen staan door hun uitlopers met elkaar in verbinding waardoor ze een samenhangend geheel vormen. Hierdoor is de impulsgeleiding door het hele lichaam mogelijk. Het kleine grensgebied waar twee neuronen met elkaar in contact staan noemt men de synaps (schakelplaats). Een zenuw (nervus) is een verzameling (kabel) van een groot aantal neurieten buiten het centrale stelsel met een bindweefselmantel. In het centrale stelsel bevinden zich de grijze en witte stof. De grijze stof bestaat uit een ophoping van cellichamen en dendrieten. De witte stof is een ophoping van neurieten omgeven door myeline (wit). Een ganglion (zenuwknoop) is een verzameling zenuwcellichamen buiten het centrale zenuwstelsel. Een kern (nucleus) is een verzameling zenuwcellichamen binnen het centrale stelsel.

De indeling van het zenuwstelsel: 2 manieren

Het zenuwstelsel kan op twee manieren worden ingedeeld, namelijk anatomisch, dat wil zeggen op grond van bouw en ligging, en functioneel, dat wil zeggen op grond van de functie.

Anatomische indeling

De anatomische indeling van zenuwstelsel bevat het centrale zenuwstelsel, maar ook het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel omvat het ruggenmerg en de hersenen. Bij de hersenen kan men de volgende onderdelen onderscheiden:

  • De grote hersenen (cerebrum)
  • De tussenhersenen
  • De hersenstam, die bestaat uit de middenhersenen, de pons (brug) en het verlengde merg
  • De kleine hersenen (cerebellum)

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit 12 paar hersenzenuwen, 31/32 paar ruggenmergszenuwen en een sympathische grensstreng.