Lichaamstemperatuur

Lichaamstemperatuur: nuttige informatie

Ieder levend wezen heeft een lichaamstemperatuur, hierbij maakt het niet uit of het om een vis, reptiel, vogel of zoogdier gaat.

Mensen hebben een gemiddelde lichaamstemperatuur tussen de 36,5 en 37,5 graden Celsius, waarbij de temperatuur in de avond vaak wat hoger is dan in de vroege ochtend.

Koorts meten is in vele gevallen meer dan noodzakelijk! Als je ziek bent, of als je denkt dat een baby of kind ziek is, moet je zo snel als je kan de koorts meten, zodat je onmiddellijk een oplossing kan zoeken bij eventuele ziektes of infecties.

Rectale lichaamstemperatuur

Wanneer je de temperatuur moet meten, is de rectale lichaamstemperatuur (de temperatuur gemeten via de anus) de beste maat voor de kerntemperatuur van het menselijk lichaam. Het rectaal meten van de temperatuur heeft echter wel wat nadelen, zoals:

  • De rectale lichaamstemperatuur verandert langzamer dan de kerntemperatuur
  • De rectale temperatuur opnemen is tijdrovend
  • Het is onhygiënisch
  • De lichaamstemperatuur opnemen via de anus is belastend voor de patiënt
  • Er bestaat altijd een risico op lokaal letsel, zoals infecties en bloedingen

Lichaamstemperatuur opnemen via het oor

Er bestaat nog een manier om de lichaamstemperatuur op te nemen, namelijk via het oor. Het trommelvlies (wat zich in het oor bevindt), heeft namelijk een temperatuur die overeenkomt met de kerntemperatuur van het menselijk lichaam. Net als bij het opnemen van de rectale lichaamstemperatuur, heeft het opnemen van de temperatuur via het oor ook zo zijn nadelen:

  • De eindtemperatuur kan wat afwijkend zijn t.o.v. de kerntemperatuur, omdat het meetinstrument niet goed op het trommelvlies is gericht.
  • De thermometer kan een foutieve lichaamstemperatuur aangeven wanneer de kamertemperatuur lager is dan 10 graden, of hoger is als 40 graden Celsius.

Stijging en daling van de lichaamstemperatuur

De lichaamstemperatuur kan zowel stijgen als dalen. Wanneer de lichaamstemperatuur hoger wordt, spreekt men van verhoging, als de temperatuur naar beneden gaat van verlaging (of onderkoeling). Maar niet alle afwijkende temperaturen krijgen ook dezelfde benaming:

  • Subfebriel: temperatuur tussen 37.5 – 37.9 graden
  • Koorts: temperatuur van 38.0 -39.9 graden
  • Hyperthermie: temperatuur van 40.0 graden en hoger
  • Hypothermie: temperatuur van 35.0 graden of lager

Kritische temperatuurverandering in het menselijk lichaam

Er zijn twee soorten temperatuurveranderingen die in het menselijk lichaam kunnen voorkomen, namelijk kritische en lytische temperatuurveranderingen. Kritische veranderingen gaan snel, terwijl lytische temperatuursveranderingen een langzaam verloop hebben. Bij de kritische temperatuurstijging krijgt de getroffen persoon alle verschijnselen van het ‘koud hebben’. De persoon heeft een bleke, droge huid, krijgt kippenvel en koude rillingen. De verwarming kan op 40 graden staan, maar het bloed is nog te koud: het lichaam geeft het sein om warmte vast te houden en warmte te produceren, wat resulteert in vaatvernauwing, niet zweten, kippenvel, trillen en klappertanden.

Wanneer je een kritische temperatuurdaling hebt, krijgt de patiënt symptomen die erop lijken dat de patiënt het warm heeft. Hij zal een rode en zweterige huid krijgen, terwijl hij zo stil mogelijk blijft liggen of zitten. Het bloed is te warm, waarop het lichaam een reactie in gang zet waarbij vaatverwijding en zweetsecretie optreden.

Lytische temperatuurveranderingen

Lytische temperatuurveranderingen zijn veranderingen in de temperatuur die langzaam optreden. Het grote verschil met deze veranderingen en de kritische temperatuurveranderingen is dat bij de lytische lichaamstemperatuur de temperatuur van het bloed gelijk blijft aan die van de kerntemperatuur. Om deze reden geeft het lichaam gewone reacties af op koorts of onderkoeling.

Lichaamstemperatuur en polsfrequentie

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat er een aanwijsbare relatie is tussen de lichaamstemperatuur en de hartslag. Wanneer een patiënt een temperatuursverhoging van 1 graden Celsius heeft, de hartslag met 10 tot 12 slagen per minuut versnelt. Toch zijn er een aantal variaties hierop te vinden, welke hieronder aangegeven worden (relatieve polsversnelling en relatieve polsvertraging).

Relatieve polsversnelling (relatieve tachycardie)

Bij de relatieve polsversnelling is er sprake van een snellere hartslag dan men op grond van de lichaamstemperatuur zou vermoeden. Er zijn enkele mogelijke oorzaken die ervoor zorgen dat er relatieve tachycardie optreedt, namelijk fysiologische aandoeningen of pathologische aandoeningen. Bij fysiologische aandoeningen kan men denken aan lichamelijke inspanning, emoties en nervositeit. Bij de pathologische aandoeningen gaat het onder andere om hartzwakte en hartritmestoornissen, hyperthyreoïdie en anemie).

Relatieve polsvertraging (relatieve bradycardie)

Bij relatieve bradycardie is de hartslag langzamer dan men mag verwachten naar aanleiding van de gemeten lichaamstemperatuur. Net zoals bij de relatieve tachycardie kunnen hier fysiologische of pathologische oorzaken aan de grondslag liggen. Fysiologische oorzaken worden vooral waargenomen bij getrainde sporters, terwijl pathologische oorzaken vooral veroorzaakt worden door hypothyreoïdie, hersenaandoeningen, virusziekten en afsluitingsicterus.