De geschiedenis van de geneeskunde
De geschiedenis van de geneeskunde gaat heel ver terug in de tijd. Zelfs al in de prehistorie werd er geneeskunde beoefend. Lees in onderstaand artikel meer over de indrukwekkende geschiedenis van de geneeskunde. U zal versteld staan van de reis die de geneeskunde heeft gemaakt!
De geneeskunde bij het ontstaan van de mens
Zolang de mens bestaat, heeft hij te maken gehad met ziektes. Eigenlijk zouden we kunnen vertellen dat vanaf dan ook de geneeskunde bestaat, maar is dat wel zo? Vanaf het begin echter heeft de mens zich niet neergelegd bij ziek zijn, maar heeft hij de strijd ertegen aangebonden. Al in de prehistorie was dit aan de orde. Men heeft schedels uit die tijd opgegraven, waaraan bepaalde behandelingsmethoden van ziekten waren te herkennen en er toen dus wel degelijk al geneeskunde bestond. Ook is men er in die tijd al toe overgegaan om voedsel te bewerken alvorens het op te eten, omdat men had ervaren dat je anders ziek kon worden. Soms was de oorzaak van een ziekte voor iedereen duidelijk, bijvoorbeeld bij een verwonding opgelopen na contact met een wild dier. Heel vaak echter was de oorzaak allerminst evident en werden bovennatuurlijke krachten verantwoordelijk gesteld. De dokters gebruikten dan ook magie en offeranden om te kunnen genezen. De genezer was in de eerste plaats priester en magiër. Dat is trouwens nog lang niet verdwenen: bij natuurvolkeren is dit nog geheel intact terug te vinden, maar ook westerlingen kunnen zich overgeven aan rituelen als het om geneesmethoden gaat!
De geneeskunde in 2000 tot 3000 jaar voor Christus
Bij de vroege beschavingen behandelden priesters op basis van de astronomie en stond de magie centraal, waarbij de lever als heel belangrijk orgaan functioneerde (Assyrië en Babylonië, 2000 jaar voor Christus). Yin en Yang en acupunctuur waren reeds bekend (China, 2000 jaar voor Christus). Slechte goden die ziekten veroorzaakten, werden met behulp van magische riten en amuletten bezworen en aan goede goden werd gevraagd te genezen (Egypte, 3000 jaar voor Christus., Imhotep was een beroemd arts).
De geneeskunde en de Griekse beschaving
Uit de vroege Griekse beschaving kennen we de Griekse god van de genezing Asklepios (Aesculapius) en zijn dochter-helpster Hygieia. Op afbeeldingen draagt Asklepios een staf waaromheen een slang kronkelt. De staf, vaak een tak met bladeren, symboliseerde leven en groei en tevens de steun die door goden bij de genezing werd verleend. De slang gold oorspronkelijk als magisch symbool voor Asklepios. De esculaap op de autoruit van artsen, tandartsen, vroedvrouwen enzovoort vindt hier zijn oorsprong.
Hygieia verpersoonlijkte één van de aspecten van Asklepios’ genezende kracht: reiniging en zuivering. In het woord hygiëne is Hygieia terug te vinden. Op verschillende plaatsen waren tempels voor Asklepios en Hygieia te vinden, waar patiënten offerden en sliepen.
De vader van de Geneeskunde
In een latere periode van de Griekse Oudheid leefde Hippocrates, die ook wel de vader van de geneeskunde wordt genoemd. Hippocrates rekende finaal af met de Asklepios-magie en benaderde ziekte op systematische wijze in plaats van op een religieuze manier. Observatie en nadenken over de logische oorzaak vond hij heel belangrijk. De geneeskunde werd door hem dus duidelijk veranderd. Daarmee legde hij in feite de basis voor de westerse geneeswijzen en geneeskunde. De eed van Hippocrates wordt ook nu nog als basisuitspraak voor de medische wetenschap, geneeskunde en ethiek beschouwd.
Hippocrates heeft veel ziekten met hun verschijnselen vastgelegd, al wist hij natuurlijk niet hoe de ziekteverschijnselen in het lichaam tot stand kwamen. De wijzen waarop in die tijd behandeld werd, komen op ons wat vreemd over. Gezond voedsel, schone lucht, baden en licht laxeren waren de pijlers voor de theorie. Alhoewel, er werden al chirurgische ingrepen verricht die een verbluffende gelijkenis vertoonden met de in de huidige chirurgie gehanteerde principes. De geneeskunde stond toen nog niet op punt, maar er waren wel al goede ideeën.
Pythagoras (van de wiskundige stelling van Pythagoras) en Aristoteles (filosoof) hebben zich beiden tevens verdienstelijk gemaakt op het gebied van de anatomie, die bij dieren werd bestudeerd. Aristoteles richtte zich erg op de natuurwetenschappen (vader der biologie), daarmee de basis aanvullend die door Hippocrates was gelegd.
Hij stichtte in Alexandrië een medische school van waaruit de beoefening van de geneeskunde in het Romeinse Rijk sterk is beïnvloed. Een bekende Griekse dokter in de stad Rome was Asklepiades, die Julius Caesar en Cicero tot zijn patiënten mocht rekenen. Celsus (ongeveer 30 jaar na Christus) schreef een groot wetenschappelijk werk, de Artes, met daarin een belangrijk medisch deel, namelijk de medicina. Daarin beschreef hij heel nauwkeurig ziektebeelden en ziekteverschijnselen voor de geneeskunde. Een voorbeeld daarvan is de beschrijving van de ontsteking waar hij dezelfde kenmerken aangeeft, die door ons nog steeds worden gehanteerd: Rubor, Calor, Tumor, Dolor en Functio Laesa (resp. roodheid, warmte, zwelling, pijn en verlies van functie).
Een andere Romeinse medicus was Soranus, een vrouwenarts (“Vader der Verloskunde”, 100 jaar na Christus). Galenus (200 jaar na Christus) besteedde veel aandacht aan de anatomie en fysiologie en ook aan de farmacologie. Van allen die zich in de oudheid met de geneeskunde bezighielden, heeft hij het meest op schrift gesteld van de geneeskunde.
De ondergang van het Romeinse Rijk (het West-Romeinse rijk in 476, het Oost-Romeinse rijk ongeveer 1000 jaar later) had meer dan één oorzaak, maar een belangrijke reden is geweest het feit dat in die tijd ziekte-epidemieën Europa teisterden die miljoenen slachtoffers eisten! Tegen dergelijke epidemieën was toen niets te doen, omdat er geen kennis was van oorzaken en besmettingswegen. Ook stond de geneeskunde hiervoor nog niet op punt. Artsen die niets kunnen, werden impopulair en de geneeskunde begint in verval te raken. Men zocht in die tijd voor genezing weer zijn toevlucht tot magie en bijgeloof.
Diegenen die nog de geneeskunde beoefenden, hadden zich teruggetrokken in Salerno. Daar werd in 1240 een medische school gesticht. Vanaf dit moment ontwikkelde de geneeskunde zich steeds meer als wetenschap. Er kwamen regels rondom het mogen uitoefenen van geneeskunde, men moest bijvoorbeeld verplicht vijf jaar de medische school hebben bezocht. Niet lang daarna verschenen de eerste universiteiten met ook medische faculteiten, de eerste in Bologna, later in Parijs, Oxford, enzovoort. Het ontstaan van deze medische faculteiten is van grote betekenis geweest voor de verdere ontwikkeling van de geneeskunde.
Helaas teisterden opnieuw epidemieën Europa, ditmaal de zwarte pest waaraan wel 25 miljoen mensen overleden. Voor het eerst werd syfilis gesignaleerd. Waarschijnlijk is deze geslachtsziekte meegekomen met de expeditie van Columbus (ongeveer 1500 jaar Na Christus). Binnen korte tijd had de ziekte zich over heel Europa verspreid. De geneeskunde heeft toen helaas niet geholpen.
De geneeskunde in De Renaissance
De Renaissance (de zestiende eeuw) heeft het hervinden van de logische benadering in de geneeskunde sterk bevorderd. Nauwkeurige bestudering van het lichaam werd mogelijk doordat het verbod op obducties werd opgeheven. De belangstelling voor de anatomie nam sterk toe en deze werd gedeeld met beeldhouwers en schilders uit die tijd. Leonardo Da Vinci heeft ons buitengewoon nauwkeurige tekeningen nagelaten van het menselijke lichaam. Enkele daarvan zijn zeer gekend en vindt u ook terug in de zoekmachines bij het intikken van vele termen in de geneeskunde. Niet alleen via termen in de geneeskunde, maar ook als u in de zoekmachines zoekt naar Leonardo Da Vinci ziet u deze tekeningen natuurlijk ook.
De vader van de anatomie bleek toch wel Andreas Vesalius. Zijn boek “Structuur van het menselijk lichaam” was voorzien van talrijke afbeeldingen en bevatte voorin een opdracht aan keizer Karel V. Het boek “Fabrica” bevatte nog meer informatie over de anatomie en geneeskunde.
De belangrijkste arts uit de Renaissance-periode is zonder meer Paracelsus geweest, de beroemde humanist Erasmus was een patiënt van hem. Een belangrijke chirurg was Ambroise Paré. Het chirurgijnsberoep, oorspronkelijk gecombineerd met dat van barbier, werd in de zestiende eeuw een beroep op zichzelf. Voortaan moesten chirurgijnen een examen afleggen alvorens ze mochten praktiseren. Ze moesten onder andere anatomische demonstraties bijwonen. Het schilderij van Rembrandt “De anatomie les van Professor Tulp” geeft zo’n demonstratie weer.
De geneeskunde in De Gouden Eeuw
De Gouden Eeuw (de zeventiende eeuw) bleek ook een gouden eeuw voor de natuurwetenschappen waaronder ook de geneeskunde valt. Er werden nieuwe medicijnen ontdekt (o.a. kinine) en nieuwe instrumenten ontwikkeld (de microscoop en de thermometer). Antonie Van Leeuwenhoek zag in zijn eigen tandplaque onder de microscoop “kleine diertjes, talrijker dan de bevolking der Nederlanden”. Omdat hij ze tekende weten we nu dat het bacteriën moeten zijn geweest.
De Engelse medicus Harvey ontdekte de bloedsomloop. De invloeden van Descartes, een filosoof, die rigoureus het lichaam en de geest van elkaar scheidde en het lichaam zuiver rationeel benaderde, werden steeds duidelijker merkbaar en zijn dat tot vandaag de dag nog steeds.
U beseft het waarschijnlijk al zelf door dit te lezen, maar deze periode is zeer belangrijk geweest voor de vooruitgang van de geneeskunde.
De geneeskunde in De Eeuw Der Verlichting
De eeuw der Verlichting, de achttiende eeuw, kenmerkt zich door het “licht van de ratio”. De belangrijkste persoon voor de geneeskunde in deze eeuw is Herman Boerhaave geweest. Hij wordt de dokter en docent naast het ziekbed genoemd en wordt zo gezien als de grondlegger van het klinisch onderwijs. Hij zorgde voor systematiek in het medische denken en handelen. Zijn invloed op de geneeskunde was tot ver over de grenzen merkbaar. Een belangrijke leerling in de geneeskunde van hem was Van Zwieten.
In Wenen woonde Auenbrugger die als eerste het belang aangaf van percuteren (bekloppen) van de thorax. Hij had zelf in zijn jeugd ervaring opgedaan met het bekloppen van wijnvaten om de inhoud ervan te beoordelen en paste dit toe op de thorax. Vanaf dat moment is deze onderzoeksmethode onmisbaar gebleken in de medische diagnostiek.
In de achttiende eeuw wordt ook al de grondslag gelegd voor de alternatieve geneeswijzen die we nu kennen en wat dan ook belangrijk is in onze huidige geneeskunde. De belangrijkste ervan is de homeopathie, waarvan Hahnemann als de pionier moet worden genoemd. Men ontdekte de waarde van de pathologische anatomie voor het verkrijgen van een beter inzicht in de ziekteprocessen.
Aan het einde van de achttiende eeuw experimenteerde Jenner, een gewone plattelandsarts, met vaccineren tegen pokken en dit niet zonder succes. Ook dat had weer een positieve invloed op de geneeskunde.
De geneeskunde in de negentiende Eeuw
De negentiende eeuw wordt beschouwd als de eeuw waarin vele medische ontdekkingen zijn gedaan en waarin de geneeskunde zeer veel vooruitgang geboekt heeft. Meer dan voorheen leidde de natuurwetenschappelijke benadering tot stormachtige ontwikkelingen. Frankrijk had hiervoor de leiding. Ook hebben de vele oorlogen die in deze eeuw zijn gevoerd de medische vooruitgang gestimuleerd.
Laennec ontdekte de stethoscoop. Hij zag eens twee jongens, ieder aan het uiteinde van de stam van een omgehakte boom, aan de ene kant kloppen, aan de andere kant met het oor op de boom luisteren. Thuisgekomen rolde hij een stuk papier op tot een koker en beluisterde daardoor de borst van een patiënt. later werd het instrument van hout gemaakt en nog later kwam het model dat we nu kennen en dat een zeer belangrijk instrument van de medicus is geworden. De stethoscoop is nu niet meer weg te denken in onze geneeskunde.
Claude Bernard gaf de eerste aanzet tot bestudering van de hormoonhuishouding. De pijnbestrijding kreeg aandacht. Lachgas deed zijn intrede, voor het eerst medisch toegepast door de Amerikaanse tandarts Riggs bij zijn collega Wells bij het trekken van een kies. Na het lachgas kwam de ethernarcose, in Boston gedemonstreerd door Morton.
Simpson gebruikt voor het eerst chloroform. De nieuwere middelen en narcose technieken werden pas in de twintigste eeuw ontwikkeld en ingevoerd.
Ook novocaïne, een lokaal verdovingsmiddel, werd in het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld door Einhorn (1904).
Heel belangrijk was de ontdekking van ziekmakende micro-organismen en de ontwikkeling van de bacteriologie als wetenschap. In dit verband moeten de namen van Louis Pasteur en Robert Koch worden genoemd. Virchow bestudeerde menselijke lichaamscellen en concludeerde dat ziek zijn een gevolg is van het reageren van cellen op ziekmakende factoren. Hij bestudeerde als eerste de pathofysiologie in de geneeskunde.
Zenuwziekten kwamen onder de aandacht in deze periode van de geschiedenis van de geneeskunde. In dit verband moet Pinel worden genoemd, een psychiater. Ook Sigmund Freud leefde in deze tijd. Van hem heeft iedereen gehoord. Alhoewel zijn beschouwingen over de neurose wel wat eenzijdig bleken te zijn, heeft hij de medici geattendeerd op de mogelijkheid dat gebeurtenissen uit het verleden de oorzaak van psychiatrische problematiek in het heden kunnen zijn.
De geneeskunde in De Twintigste Eeuw
In de twintigste eeuw lijkt alles op gebied van geneeskunde in een stroomversnelling te komen. In verhouding tot wat ooit in vorige eeuwen is ontdekt, is er in de twintigste eeuw wel zeer veel aan kennis en inzicht verworven als het gaat om ziekten, onderzoeken en behandelingsmethoden.
In 1921 ontdekte Banting de insuline, in 1928 werd door Fleming penicilline ontdekt. Dit was geheel toevallig omdat op een Petrischaal met een bacteriekweek een schimmel terecht was gekomen. Rondom de schimmel bleek er een bacterievrije zone te bestaan! De schimmel produceerde blijkbaar een stof die bacteriën doodde. Deze stof werd penicilline genoemd, naar het model van de schimmel, die op een penseeltje lijkt. Pas in 1942 werd penicilline voor het eerst toegepast bij een patiënt met meningitis (hersenvliesontsteking), die volledig genas.
Het virus werd ontdekt in de geschiedenis van de geneeskunde. Al in 1892 vermoedde men het bestaan van hele kleine wezens die in staat waren een heel tabaksveld te infecteren (Iwanowski) of mond- en klauwzeer te veroorzaken (Loffler). Deze zeer kleine ziekteverwekkers waren met de microscoop niet waarneembaar, pas toen de elektronenmicroscoop zijn intrede had gedaan konden ze gezien worden.
Röntgen ontdekte in het begin van deze eeuw de naar hem genoemde röntgenstraling, een vondst van onmetelijk belang voor de diagnostiek van ziekten.
Het echtpaar Curie ontdekte het radium, later gebruikt in de strijd tegen kanker. Men ontdekte de kanker zelf, een soort “vijfde colonne in de cellenstaat” genoemd. Ook in Nederland vindt al sinds 1913 kankeronderzoek plaats in het Antonie Van Leeuwenhoek-ziekenhuis te Amsterdam.
Infectieziekten werden steeds meer teruggedrongen als doodsoorzaak uiteraard door de ontdekkingen in de microbiologie en later het gebruik van antimicrobiële middelen. Als belangrijk voorbeeld geldt Tuberculose. Andere ziekten vulden de plaats op, zoals hart- en vaatziekten, maar ook kanker. Medische specialismen en superspecialismen ontstonden.
De Nederlander Einthoven vond in 1903 de elektrocardiograaf (EEG) uit, waarvoor hij de Nobelprijs ontving. De hartcatheter was een vondst van Forshman (1929), die eveneens de Nobelprijs ervoor kreeg. De hartchirurgie kwam op gang, eerst op dieren geprobeerd, later bij mensen. Zo opereerde Blalock in 1944 als eerste een zogenaamde ‘blue baby’, gebruikte Boerema in 1959 als eerste het kunsthart (hart-longmachine) en de eerste harttransplantatie is uitgevoerd door Barnard, een Zuid-Afrikaanse hartchirurg, in 1967.
Bloedgroepen werden ontdekt (Landsteiner), wat zeer belangrijk is in de geneeskunde, en er werd geprobeerd bloedtransfusies uit te voeren. Veel ontdekkingen werden gedaan wat betreft de hersen- en hormoonfunctie. Neurologie werd een medisch specialisme, neurochirurgie deed haar intrede.
In de psychiatrie was de introductie van medicamenteuze behandeling naast andere behandelvormen een belangrijke vooruitgang in de geneeskunde.
Het bovenstaande artikel over de geneeskunde is zeker niet volledig, het zijn slechts voorbeelden van wat zich door de eeuwen heen in de geneeskunde heeft afgespeeld. Ook nu nog is de geneeskunde een zeer actieve wetenschap en worden er dagelijks nieuwe ontdekkingen aan de lijst toegevoegd. U ziet het zelf: de informatie omtrent de geneeskunde is enorm groot!